Verwarrende woorden in het Engels
Inhoudsopgave:
Verwarrende woorden in het Engels
De Engelse taal kent veel verwarrende woorden. Sommige woorden kunnen op elkaar lijken; sommige kunnen hetzelfde klinken, of sommige kunnen hetzelfde klinken en er hetzelfde uitzien. Hoe vergelijkbaar deze geluiden ook zijn, ze kunnen verschillende betekenissen en oorsprong hebben. Het verwarren van deze woorden is een zeer gemakkelijke fout om te maken. Zulke gemakkelijk verwarde woorden zijn een van de grootste uitdagingen waarmee zowel Engelse studenten als moedertaalsprekers Engels te maken hebben.
Woorden die op elkaar lijken
Woorden met een identieke uitspraak staan in de taalkunde bekend als homofonen. Hoewel deze woorden hetzelfde klinken, hebben ze verschillende spellingen en betekenissen. Trap en staar, voeten en prestatie, rechts en schrijf, taille en afval zijn enkele voorbeelden van homofonen.
Woorden die op elkaar lijken
Woorden met identieke spelling, maar met verschillende betekenissen, worden homografen genoemd. Lezen, wond, rechts, etc. zijn enkele voorbeelden van homografen.
Woorden die op elkaar lijken en klinken
Woorden die eruitzien en klinken zijn het lastigst van allemaal. Er is vaak geen andere manier om het verschil te identificeren dan door naar de context te kijken.
Daarnaast zijn er ook enkele woorden met kleine verschillen in spelling en uitspraak en grote verschillen in betekenis. Dit soort woorden verwarren ook veel van het gebruik.
Al met al zijn verwarrende woorden een van de lastigste gebieden in een taal. Daarom hebben we deze gemakkelijk verwarde woorden als een lijst samengesteld. U kunt door deze woordparen bladeren en meer informatie vinden over hun betekenis, functie en gebruik.
Aanpassen versus aannemen
Advies versus advies
Negatief versus afkerig
Gangpad vs Isle
Affect versus effect
Bevestigen versus bevestigen
Toegestaan vs Hardop
Al vs All Ready
Altaar versus Alter
Alternatief versus alternatief
Wijzigen vs Emend
Onder vs Onder
Amoreel versus immoreel
Apart vs Een deel
Instemming versus opstijging
Aannemen versus veronderstellen
Auditief versus oraal
Bad versus baden
Geloof versus geloven
Adem versus adem
Gebracht versus gekocht
Geboren vs Borne
Cite versus site
Hoofdstad versus Capitool
Klassiek versus klassiek
Klagen versus klacht
Compliment versus complement
Kiezen versus Kiezen
Koord versus akkoord
Woestijn versus dessert
Discreet versus discreet
Dubbel versus duel
Elicit versus illegaal
Emigrant versus immigrant
Episch versus tijdperk
Eerlijk versus tarief
Verder versus verder
Weinig versus een paar
Flair versus Flare
Afzien versus afzien
Aanstaande vs Eminent
In versus binnen
Incident versus incidentie
Invoke versus Evoke
In vs In To
Lay vs Lie
Leggen versus liegen
Later versus later
Led versus lood
Leven versus leven
Klein versus een beetje
Licht versus Lite
Kijk en zie
Verliezen versus verlies
Verliezen versus los
Mevrouw tegen mevrouw
Make vs Madame
Mijn versus de mijne
Niet vs Geen
Optimaal versus optimaal
Bleek versus Pail
Vlak versus vliegtuig
Vereiste versus vereiste
Oefening vs Oefening
Principe versus Principe
Doorgaan versus voorafgaan
Bewijs versus bewijs
Stil versus stil
Stijgen versus verhogen
Stijgen versus opstaan
Ritus vs Rechts
Rechts versus Wright
Veilig versus opslaan
Slaap versus slaap
Uitgaven versus uitgegeven
Stationair versus briefpapier
Pak versus suite
Pijn versus Soar
Sorteren versus gezocht
Hun vs daar
Dan vs Than
Gegooid versus door
Wave vs Waive
Wander vs Wonder
Weer vs Of
Terwijl versus terwijl
Wie is tegen wiens
Jouw versus jij bent