Verwarrende woorden in het Engels

Inhoudsopgave:

Anonim

Verwarrende woorden in het Engels

De Engelse taal kent veel verwarrende woorden. Sommige woorden kunnen op elkaar lijken; sommige kunnen hetzelfde klinken, of sommige kunnen hetzelfde klinken en er hetzelfde uitzien. Hoe vergelijkbaar deze geluiden ook zijn, ze kunnen verschillende betekenissen en oorsprong hebben. Het verwarren van deze woorden is een zeer gemakkelijke fout om te maken. Zulke gemakkelijk verwarde woorden zijn een van de grootste uitdagingen waarmee zowel Engelse studenten als moedertaalsprekers Engels te maken hebben.

Woorden die op elkaar lijken

Woorden met een identieke uitspraak staan ​​in de taalkunde bekend als homofonen. Hoewel deze woorden hetzelfde klinken, hebben ze verschillende spellingen en betekenissen. Trap en staar, voeten en prestatie, rechts en schrijf, taille en afval zijn enkele voorbeelden van homofonen.

Woorden die op elkaar lijken

Woorden met identieke spelling, maar met verschillende betekenissen, worden homografen genoemd. Lezen, wond, rechts, etc. zijn enkele voorbeelden van homografen.

Woorden die op elkaar lijken en klinken

Woorden die eruitzien en klinken zijn het lastigst van allemaal. Er is vaak geen andere manier om het verschil te identificeren dan door naar de context te kijken.

Daarnaast zijn er ook enkele woorden met kleine verschillen in spelling en uitspraak en grote verschillen in betekenis. Dit soort woorden verwarren ook veel van het gebruik.

Al met al zijn verwarrende woorden een van de lastigste gebieden in een taal. Daarom hebben we deze gemakkelijk verwarde woorden als een lijst samengesteld. U kunt door deze woordparen bladeren en meer informatie vinden over hun betekenis, functie en gebruik.

Aanpassen versus aannemen

Advies versus advies

Negatief versus afkerig

Gangpad vs Isle

Affect versus effect

Bevestigen versus bevestigen

Toegestaan ​​vs Hardop

Al vs All Ready

Altaar versus Alter

Alternatief versus alternatief

Wijzigen vs Emend

Onder vs Onder

Amoreel versus immoreel

Apart vs Een deel

Instemming versus opstijging

Aannemen versus veronderstellen

Auditief versus oraal

Bad versus baden

Geloof versus geloven

Adem versus adem

Gebracht versus gekocht

Geboren vs Borne

Cite versus site

Hoofdstad versus Capitool

Klassiek versus klassiek

Klagen versus klacht

Compliment versus complement

Kiezen versus Kiezen

Koord versus akkoord

Woestijn versus dessert

Discreet versus discreet

Dubbel versus duel

Elicit versus illegaal

Emigrant versus immigrant

Episch versus tijdperk

Eerlijk versus tarief

Verder versus verder

Weinig versus een paar

Flair versus Flare

Afzien versus afzien

Aanstaande vs Eminent

In versus binnen

Incident versus incidentie

Invoke versus Evoke

In vs In To

Lay vs Lie

Leggen versus liegen

Later versus later

Led versus lood

Leven versus leven

Klein versus een beetje

Licht versus Lite

Kijk en zie

Verliezen versus verlies

Verliezen versus los

Mevrouw tegen mevrouw

Make vs Madame

Mijn versus de mijne

Niet vs Geen

Optimaal versus optimaal

Bleek versus Pail

Vlak versus vliegtuig

Vereiste versus vereiste

Oefening vs Oefening

Principe versus Principe

Doorgaan versus voorafgaan

Bewijs versus bewijs

Stil versus stil

Stijgen versus verhogen

Stijgen versus opstaan

Ritus vs Rechts

Rechts versus Wright

Veilig versus opslaan

Slaap versus slaap

Uitgaven versus uitgegeven

Stationair versus briefpapier

Pak versus suite

Pijn versus Soar

Sorteren versus gezocht

Hun vs daar

Dan vs Than

Gegooid versus door

Wave vs Waive

Wander vs Wonder

Weer vs Of

Terwijl versus terwijl

Wie is tegen wiens

Jouw versus jij bent

Verwarrende woorden in het Engels